"Paviljoentjalken (ook
wel schuiten genoemd) werden gebruikt voor de vaart in Holland en
Zeeland.
De termen tjalk en schuit worden meestal als synoniemen gebruikt.
Volgens sommigen echter wordt met de term schuit een bepaald
tjalkachtig type aangeduid dat enige overeenkomst met de poon zou
hebben. Deze laatste is te herkennen ann de zéér hoekige vorm en de
platte vierkante kop. De tonnenmaat van de paviljoentjalken lag tussen
de 40 en 100 ton.
[...]
Omdat de woning zich onder het verhoogde achterdek (paviljoen) bevond,
hadden de schepen een lage kruiphoogte. Veel paviljoentjalken hebben
een breedte van 4,10 meter en een kruiphoogte van 2,40 meter. Deze
schepen worden wel Wagenbruggers genoemd, omdat zij nog net de
Wagenbrug in Den Haag konden passeren (z.o. Hagenaars)."
(Scheeptstypologieën) |