"De Hagenaar is een duidelijk voorbeeld van een scheepstype waarvan vorm en afmetingen samenhingen 'met de bestemming en met de gesteldheid van de wateren die zij bevoeren'. De naam Hagenaar of Haagvaarder is vermoedelijk zeer oud. Hiermee werden kleine schepen aangeduid waarin bij Delft moest worden overgeladen om de lading tot in het via slecht bereikbare Den Haag te kunnen bezorgen. [...] De meeste auteurs beschrijven de houten Hagenaar als een keenachting scheepje van ongeveer 17 meter lang (zie bvb Sopers). Achter hadden de scheepjes niet het doorgestoken kenenroer, maar een normale scheg met een aangehangen roer. [...] er waren ook Hagenaars waarbij de boorden tegen de heve waren bevestigd, dit waren dus de hevelaken.
[...]
De afmetingen van een 'echte' Hagenaar werden begrensd door een aantal factoren:
de maximale doorvaartdiepte werd bepaald door een drempel of vaarboom tegenover
de gasfabriek aan de Trekvliet. Dit was een balk van T-ijzer die was bevestigd
of 1,45 meter - (DP) Delflands Peil. De kruiphoogte werd bepaald door de hoogte
van het midden der liggers van de Wagenbrug, 2,40 meter + DP, en de breedte van
het schip door de wijdte van deze brug, 4,17 meter (afmetingen anno 1905;
gegevens van Openbare Werken van Den Haag van die tijd)." [Scheepstypologieën]
|
| Der "Haagener", dessen Name auf die Stadt Den Haag zurückgeht, ist ein Schiffstyp, der auf regionale Transportbedürfnisse und Wasserwege zugeschnitten war: Die Bezeichnung ist alt und gilt den kleinen Fahrzeugen, die den Weitertransport auf den kleinen Kanälen besorgten, die Delft mit dem vergleichsweise schlecht erreichbaren 's Gravenhage verbanden. Ihre Tragfähigkeit war dementsprechend gering. Sie reichte von 20 bis 180 t und betrug für gewöhnlich zwischen 80 und 100 t.
Die Maße des Haageners, der u.a. in Doodewaard und Westervoort gebaut wurde, richteten sich infolgedessen nach den Streckenverhältnissen. Sein Tiefgang wurde Anfang des 20.Jahrhunderts durch einen eisernen Träger bei der Gasfabrik am Trekvliet auf max. 1,45m (Delflands Peil) und seine Höhe durch die Überführung der Wagenbrug auf 2,40m begrenzt, deren Öffnung von 4,17m auch die max. Breite des Schiffs bestimmte. Der Rumpf zeichnet sich durch eine nach vorne und nach hinten ansteigende Linienführung des durchlaufenden Schanzkleids aus. Der runde Kopf ist auf Heven, das ebenfalls stumpfe Heck auf Steven gebaut. Der Haagener, der Ähnlichkeiten mit der Hasselteraak aufweist, aber gefegter ist, wird häufig als keenartiges Schiff beschrieben. Allerdings verfügt er nicht über das Keenruder, dessen
Ruderschaft durchs Heck durchgesteckt wird. Es hängt stattdessen am Steven des spitz zulaufenden Hinterschiffs. |
