Op 15 maart 1853 werd in Dordrecht opgericht de Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij. Het hoofddoel van deze maatschappij was een grote uitgestrektheid veen in eigendom te verkrijgen en door het graven van een kanaal de afvoer daarvan mogelijk te maken, waarvan de inkomsten een zodanige ondersteuning zouden kunnen bieden, dat de onderneming ook in latere tijd bestendig zou kunnen blijven.
Een gebied van 1500 ha in het noordelijk gedeelte van de Noord- en Zuidbargervenen zou een verbinding krijgen door een kanaal, komende uit de Drentse Hoofdvaart in de gemeente Smilde, door of langs het gehucht Hijken, door de marken Hijken, Zwiggelte, Elp, Orvelte, Wezup en Noord-Sleen tot de vervening van de marke Odoorn en vandaar door de marken E mmen, en Westenes. Concessie voor de aanleg van dit kanaal was namens de koning verleend bij beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 23 december 1852, nr. 58, aan J.Klijn te Assen, gebroeders Goedkoop te Amsterdam, A.A. Visser Kz. te Sliedrecht en P. Lange Pz. te Hardinxveld. Het gekozen tracé liep door het hart van Drenthe en naderde de noordelijke helft van de venen van Noord- en Zuidburge, die van Westdorp, Ees, Noord-Sleen, Odoorn, Werdinge, Roswinkel, Emmen en Westenes.
Eind 1853 werd begonnen met het graven van het kanaal. Op 26 juni 1854 werd het eerste kanaalpand feestelijk geopend, waarbij met vergunning van Z.M. Koning Willem III aan het nieuwe kanaal de naam Oranjekanaal werde gegeven. In 1858 kwam het kanaal gereed tot in de Noord- en Zuidbargervenen. Het Oranjekanaal telde aanvankelijk drie sluizen. Het bovenpand zou een peil van 16,80 à 17m boven AP verkrijgen. In 1856 vroegen de bestuurders van het Oranjekanaal om in de gemeente Emmen nog een vierde sluis te mogen bouwen, waardoor het peil van het bovenpand op 18,30m boven AP werd gebracht. De Markegenoten van Noord- en Zuidburge meenden dat daardoor het kanaal voor hun venen nagenoeg onbruikbaar zou worden en verzochten de peilsverhoging niet toe te staan. Door de minister van Binnelandse Zaken werd deze in januari 1857 echter wel goedgekeurd en de vierde sluis werd dan ook ten noordwesten van Emmen geplaatst.
Aan de kanaalmaatschappij werd bij Koninglijk Besluit van 12 juni 1880, nr. 12, concessie verleend tot het verlengen van het Oranjekanaal en tot de verbinding daarvan met de Hogeveense Vaart. Bij de uitvoering van deze werken kwam de vierde sluis weer te vervallen. Een nieuwe sluis, de Oranjesluis, werd gebouwd in de uitmonding op de Hoogeveense Vaart. De nieuwe kanaalwerken kwamen in het jaar 1890 gereed.
Als werkverschaffingsobject werd het Oranjekanaal in de jaren 1923-1926 met 2m verbreed en met 0,50m verdiept. Bij wet van 30 juli 1953 werd het Oranjekanaal met toebehoren door het rijk genaast met terugwerkende kracht tot 23 december 1951, de dag waarop de concessie was afgelopen. het ligt in de bedoeling, dit kanaal binnenkort in beheer en onderhoud te brengen bij de provincie Drenthe.
In 1952 kwam gereed het in het verlengde van de Bladderswijk (thans vijfde pand van het Oranjekanaal) gelegen Enkalonkanaal, dat naar het industrieterrein van Emmen leidt. Ten einde dit kanaal ten volle te kunnen benutten, moest het peil van de Bladerswijk met 0,94 m worden verhoogd; de toch al in slecht staat zijnde houten Oranjesluis werd daartoe vervangen door een nieuwe van gewapend beton en een nieuwe sluis, de Bargersluis, werd even ten westen van de uitmonding van het Enkalonkanaal gebouwd.
De eveneens versleten houten sluizen nrs. 1, 2 en 3 werden in de jaren 1956-1957 vervangen door nieuwe van gewapend beton.
[...]
De sluizen in dit kanaal keren vervallen van 1,68m tot 1,90m (Bargersluis 0,94m). Zij hebben schutlengten van 26m (sluizen 1 tot en met 3), 37,10m (Bargersluis) en 42,10m (Oranjesluis), zijn 6m wijd en hebben drempeldiepten van 1,89m à 1,98m -kanaalpeil (sluizen 1 tot en met 3) en 2,60m -kanaalpeil (Barger- en Oranjesluis). Van de over het kanaal gelegen bruggen zijn er 6 vast, 3 elektrisch bewogen ophaalbruggen en 22 handbewogen (6 ophaal-, 13 draaibruggen en 3 draaivonders). De beweegbare bruggen hebben een doorvaartwijdte van 5,85m tot 6,50m (één 5,60m). De doorvaarthoogte van de vaste bruggen bedraagt 4,25 à 4,50m.