|
kempenaar |
|
maatschip (50m x 6,60m x 2,20/2,50m) met een
draagkracht van 520/640t, dat was toegesneden op de Belgische Zuid-Willemsvaart;
met de bouw van kempenaars, aanvankelijk nog ijzeren sleepschepen, werd
begonnen op het einde van de 19de eeuw. Tot 1930 werden in België
bijna 300 van deze binnenschepen te water gelaten.
De oude kempenaar was aan de voorzijde rond gebouwd. Het achterschip
was geveegd en voorzien van een overhangend hek. Hier bevond zich ook
de woning van de schipper. Deze bestond uit de ingezongen roef met salin
en slaapplaatsen; aangrenzend en bovendeks was er een vertrek dat als
keuken en leefruimte dienst deed. Door middel van een trap was de roef
met het achteronder verbonden, waar ook slaapkooien waren aangebracht.
Een stuurhuis ontbrak, maar helemaal achteraan op het dek bevond zich
de brug. Rondom het horizontale stuurrad was een cirkelvormige loopgang,
waarop de schipper zich kon bewegen om het schip te besturen. Het geheel
was afgezet met opstaande wanden van ca. 1m hoogte, maar de schipper
bleef blootgesteld aan weer en wind. Deze stuurruimte of stuurplaats
werd door de schipperij de stuurbak genoemd. Geleidelijk werd de stuurbak
vervangen door een stuurhuis.
Werden er aanvankelijk motorkempenaars gebouwd volgens het oorspronkelijke
model van de kempenaar, na WO-II werden moderne motorschepen van ongeveer
dezelfde grootte in de vaart gebracht, die eveneens kempenaar worden
genoemd. Zij waren nu tot 55m lang, maar even breed als het oospronkelijke
model. Vanaf 1953 werden ook motorschepen van 55m lengte met een breedte
van 7,20m gebouwd. Tijdens de periode 1955-59 liepen in België
ongeveer 50 van deze eenheden van stapel; in de jaren 1960/61 verlieten
meer dan 20 van deze schepen de werven.
|
|