ultramarin marine translations
ultramarin.online
nl droogdok+   inrichting om een schip geheel droog te zetten, zgn. te dokken, zodat de huid kan worden schoongemaakt en geverfd en herstellingen aan, of verbouwingen van het schip, enz. mogelijk zijn  
de Trockendock+ Einrichtung, um ein Schiff vollständig trockenzulegen, so daß die Außenhaut gereinigt und angestrichen bzw. Umbauten und Reparaturen vorgenommen werden können
en dry dock+ a dock from which the water may be shut or pumped out, used for building and repairing ships;
graving dock: derived from the term used to describe the process of burning barnacles and other accretions from a ship’s bottom;
fr cale sèche+
fosse étanche en maçonnerie où peut entrer un navire et qui peut être asséchée afin d'effectuer des réparations du navire;
es dique seco      
it bacino di raddobbo
bacino di carenaggio
     
dk        
se        
     
   
 
Daniel Adamson at Cammell Laird Dry Dock
 
 
photo: John H. Luxton/Daniel Adamson Preservation Society
 

 

    +
 
 
     

 

nl
 

De droogdokken onderscheidt men in vaste en drijvende dokken.

a. Een vast droogdok is een langwerpige bak van metselwerk of beton, aan het ene einde open en daarmede aansluitende aan het dokhoofd, de invaart, die meestal met een schipdeur, soms als een sluis met een rol- of schuifdeur of met puntdeuren kan worden gesloten, nadat het schip is ingevaren. Door enige richtschoren aan de bovenkant van de zijmuren wordt het schip nauwkeurig midden in het dok gehouden. Bij het leegpompen van het dok daalt het schip en komt met de kiel te rusten op de kielblokken of -stapelingen, ruim 1m hoog en op ongeveer diezelfde onderlinge afstand, die vooraf naar het daartoe opgenomen verloop van de kiel (het fitten van het schip) gesteld zijn. Het schip steunt meestal ook op kimsleden, die aan weerszijden op afstanden van 10 - 15m uit nissen in de dokmuren over glijdbalken tegen de kimmen van het schip kunnen worden aangetrokkken. In de zijden steunt het schip met schoren op de trapvormige verzwaringen van de muringen, de zgn. banketten. Materialen worden in het dok gebracht langs open of overdekte hellingen, tegenwoordig veelal met loopkranen. De bovenkant van de kielblokken mag bij de invaart niet hoger liggen dan de drempel van het dokhoofd om niet te worden omgevaren.

De schipdeur, waarmede het dokhoofd veelal kan worden gesloten, kan zelfstandig drijven en heeft enigszins de vorm van een schip met gelijke, vroeger sterk hellende stevens. Zij wordt boven een sponning in het dokhoofd gevaren en zinkt door het inlaten van waterballast. Zij geeft een dichte afsluiting en haar vrij grote breedte is gemakkelijk voor het verkeer tussen de twee zijden van het dok.

De diepte in het dokhoofd moet groot genoeg zijn om de diepst gaande te dokken schepen te kunnen opnemen. Voor grote oorlogschepen met mogelijke averij wordt een diepte van ten minste 12m gevorderd. Vooral in streken met weinig vaste bodem zijn vaste dokken moeilijke en kostbare werken. Het grootste vaste dok is dat te Southampton, geopend 26 Juli 1933, lang 365m, wijd 41m, waterdiepte 13,7m, geschikt voor schepen van 75000 ton, de grootste thans in aanbouw. In Nederland werden tot een tiental jaren geleden alleen aan de Rijkswerven te Nieuwediep en Hellevoetsluis alsmede Vlissingen en Middelburg vaste dokken aangetroffen. Thans bezit de Nederlandse Dokmaatschappij te Amsterdam een drietal vaste dokken aan de noordzijde van het Ij aldaar, het grootste lang 203m, wijd 27m, water diepte 8,85m, geschikt voor schepen van 30.000 ton. Nog iets vroeger werd te Schiedam voor de werf Wilton een bouwdok aangelegd, zijnde een vast dok van geringe diepte tot het bouwen van grote schepen, waarvan het aflopen van een helling bezwaren meebrengt. Wanneer de bouw zo ver is gevorderd, dat de romp kan drijven, wordt deze buiten het dok gebracht en de bouw op een beschutte ligplaats voortgezet. Een gewoon dok zou daartoe te lang in beslag worden genomen.

b. Een drijvend droogdok bestaat uit een ijzeren doos of ponton met soortgelijke kasten aan beide zijden, zodat de dwarsdoorsnede een U-vorm vertoont. Nadat de kielblokken gesteld zijn, laat men door het inlaten van water het dok zo diep zinken, dat het schip het dok kan binnenvaren. Ook hier zijn richt- en steunschoren aanwezig, meestal ook kimsleden, alsmede loopkranen; dikwijls ook electrisch gedreven kaapstanden om het schip in en uit het dok te halen. Door het uitpompen van water rijst het dok en komen de kielblokken tegen de kiel, zodat bij verder leegpompen van het dok het schip boven water wordt gelicht en ook de dokvloer 30-50cm boven water komt. Aan de einden van het dok zijn trappen om van de dokvloer op de zijkasten te komen, dikwijls ook draaibruggen voor het rechtsstreeks verkeer tussen de zijkasten. De sterkte van de bodem wordt verkregen door liggers of spanten onder de kielblokken, welke spanten in de zijkasten worden voortgezet en voorts door langsverbanden in de as en aan weerszijden daarvan. Ook de bodembonton moet van tijd tot tijd boven water kunnen worden gebracht, waartoe: 1. het dok in de lengte uit drie stevig verbonden delen bestaat, die losgemaakt kunnen worden. De bodem is aan de einden trapeziumvormig voorbij de zijkasten verlengd, zodat elk van de drie delen door de beide  andere kan worden gedokt (zelfdokkend dok), of 2. de bodem uit een aantal afzonderlijke vakken of pontons bestaat, die, met het dok boven water zijnde, beurtelings van de zijkasten losgemaakt en daar onderuit gevaren kunnen worden, waarna zulk een ponton zelf in het dok kan worden opgenomen. Elk bodemvak wordt door waterdichte langsschotten, grote vakken ook nog door dwarsschotten, en compartimenten onderverdeeld om het overlopen van het water naar één zijde, waardoor het dok zou kantelen, te voorkomen. In de zijkasten bevinden zich de pompen met haar drijfwerktuigen, peiltoestellen om de watervulling in de compartimenten aan te wijzen, hellingwijzers om de afwijking uit de horizontale ligging in dwars- en langsrichting te controleren, schaftlokalen, enz. Een drijvend dok ligt tussen stevige dukdalven of wordt goed verankerd. In Nederland heeft men drijvende dokken te Amsterdam, Rotterdam en Schiedam, alsmede in de vissershaven te Ijmuiden. Een van de grootste bestaande dokken is dat van de werf Wilton-Feijenoord te Schiedam, lang 212m, wijd 51,20m; de zijkasten hoog 15m, geschikt voor schepen van 10m diepgang, hefvermogen 46000 ton. Er bestaan verschillende afwijkende inrichtingen: een van de bekendste is die met slechts een zijkast, zgn. L-dok; met armen naar vaste punten aan de wal wordt het dok recht gehouden. Nog heeft men zgn. hydraulische dokken, waarbij de bodemponton (zonder zijkasten) met het schip door hydraulische persen tot boven water kan worden gelicht en dan kan leeglopen, waarna de ponton het schip kan dragen. Behalve in streken met weinig vaste bodem (Nederland, Hamburg, nzv.) treft men drijvende dokken vooral aan in havens in de tropen, waarheen ze uit Europa door sleepboten worden overgebracht." Prof.Dr.J.Nelemans

[Lit. D.J.Storm Buysing, Handboek t.d.kennis d. waterbouwkunde, 2 dln, 3e dr. Breda 1864; Quinette de Rochemontet, H.Desprez, Cours de travaux maritimes (2 vols. et atlas) Paris 1900/01; Brysson Cunningham, A treatise on the principles and practice of dock engineering, 3rd print, London 1922; A.T.deGroot, Het nieuwe etablissement te Schidam van de N.V.Wiltons' Machinefabrieken Scheepswerf (De Ingenieur, 1921); W.C.Köhler, De droogdokken der Nederl. Dokmaatschappij te Amsterdam (De Ingenieur 1925)]