 |
| "Het belangrijkste kenmerk van de beurtvaart was de grote mate van reglementering. De beurtschipper voer op gezette tijden tussen vaste bestemmingen op en neer. Ook werd de beurtvaart gekenmerkt door tal van bepalingen, zoals vaste tarieven voor bepaalde produkten en trajecten en een vast aantal schippers dat op een bapaald traject mocht varen. Op deze manier wisten de stedelijke centra verzekerd van een regelmatige vervoerscapaciteit en daarmee van de aan- en afvoer van produkten. Vaak bestonden overeenkomsten tussen steden en dorpen betreffende de organisatie van de beurt. De opkomst van de beurtvaart moet daarom worden gezien in de context van een toenemde behoefte van stedelijke centra aan meer geregeld vervoer over water. Deze ontwikkeling kan worden geplaatst in de 16e eeuw. Ook voor de schippers bood deze organisatievorm voordelen: een redelijk bestaan was gegarandeerd. Immers de lokale overheden verleenden slechts aan een beperkt aantal schippers een vergunning om de verbinding te onderhouden, met als gevolg dat de onderlinge concurrentie in banen werd geleid.
[...]
Het einde van de beurtvaart ligt rond 1850, toen de industrialisering op gang kwam. Een belangrijke concurrent van het binnenlands vervoer over water, werd het vervoer per rail. Op de Rijn werd de beurtvaart officieel wat eerder afgeschaft met de Acte van Mainz uit 1831. Daarin werden de stapelrechten van steden en de privilegiën van beurtschippers vervallen verklaard."
|
|
A.F.L.van Holk, Archeologie van de binnenvaart, p.22ff. |
 |
| "Das hervorstechendste Merkmal der Börtfahrt war das hohe Maß an Reglementierung. Der Börtschiffer verkehrte zu festgelegten Zeiten zwischen festen Zielorten. Die Börtfahrt unterlag darüberhinaus verschiedenen Beschränkungen, wie z.B. feste Tarife für bestimmte Güter und eine feste Anzahl von Schiffern, die ein bestimmtes Ziel anfahren durften. Auf diese Weise versicherten sich die Städte eines regelmäßigen Transports, bzw. der An- und Abfuhr von Waren. Häufig bestanden zwischen Städten und Dörfern gegenseitige Abkommen hinsichtlich der Börtfahrt. Ihre Entstehung muß daher im Zusammenhang mit dem Bedarf der städtischen Zentren an Wassertransportmöglichkeiten gesehen werden; eine Entwicklung die etwa im 16.Jhdt. beginnt. Den Schiffern bot diese Organisation, die ihnen ein Auskommen sicherte, ebenfalls Vorteile. Die örtlichen Autoritäten verliehen nur einer beschränkten Anzahl von Schiffern eine Genehmigung, so daß die Konkurrenz unter den Schiffern in geregelte Bahnen geleitet wurde.
[...]
Um 1850 verschwindet die Börtfahrt als Folge der Industrialisierung. In der Bahn erwuchs der Binnenschiffahrt ein ernstzunehmender Konkurrent. Auf dem Rhein wurde die Börtfahrt bereits mit der Mainzer Rheinschiffahrtsakte von 1831 abgeschafft, die das Stapelrecht der Städte und die Privilegien der Schiffer für ungesetzmäßig erklärte." |
|
A.F.L.van Holk, Archeologie van de binnenvaart, p.22ff. |
