ultramarin marine translations
ultramarin.online
nl het anker katten   de stokanker onder tegen de kraanbalk en in horizontale stand brengen van het boeganker, toen daarvoor nog een stokanker werd gebruikt dat niet in een kluis kon worden gehieuwd. aan de kop van de uitstekende kraanbalk bevond zich het kattakel, waarvan de loper geschoren was door drie schijven in het uiteinde van de balk en door een daaronder hangende blok, het katblok, waaraan een grote haak was bevestigd die in de roering van het anker moest worden gepikt zodra dit boven water kwam. De halende part van het kattakel werd rond het gangspil genomen en hiermee werd het anker gekat. Moest men hat anker niet voor onmiddelijk vallen gereed hebben, dan werd het (door de roering) met de portuurlijn aan de kraanbalk gehangen, zodat het kattakel werd ontlast.

Na dit katten kon het anker nog hen en weer zwaaien; daarom ging men het vissen, ook kippen genoemd. Daartoe werd het vis- of kiptakel opgetuigd, een zwaar jijn of vierloper, dat aan een stalen of kettinghanger aan de kop van de voormarsesteng opgehangen werd. De haak van het onderste blok werd onder een vloei of bindsel vastgelegd; de halende part werd naar het gangspil geleid en dan werd het kruis achterwaarts omhoog gehaald tot de armen boven het boord kwamen, waar ze in de ankerbrug werden gelegd, een blok hout waarin ze einigszins passend konden rusten. Daar werden ze met de rustlijn onwrikbaar vastgesjord. Langs de zwaaibocht waar een van de handen van het anker bij het vissen langs de buitenhuid kon schavielen, was deze beschermd door een dubbeling, de ankervoering.

 
de den Anker katten den Stockanker - der nicht ins Klüsenrohr gezogen werden kann - unter dem Kranbalken in eine horizontale Lage bringen, so daß er nicht pendeln kann und sicher hängt.
en to cat the anchor to bring the stock anchor which cannot be pulled up into a hawse pipe in a horizontal position to prevent the swinging of the anchor.
fr caponner l'ancre  
es izar el ancla a la serviola con la gata      
it caponare l'ancora      
     
   
     
de "Der Anker wird bis vor die Klüse gehievt. Die Kette muß klar vom Anker sein. Nun setzt man einen Stopper auf die Ankerkette. Das eine Ende der Sicherungsleine wird mit einem Slip festgesetzt. Dann schert ein Mann das andere Ende von hinten durch den Ankerring, geht damit wieder nach oben und legt sie über die Lippe an der Seite des Kranbalkens oder über eine Scheibe im Kranbalken.
Nun werden die Ankergien angeschlagen und dichtgeholt. Während der Stopper aus der Ankerkette genommen und nach und nach gesteckt wird, wird gleichzeitig die Gin mit dem Anker geheißt. Sobald dieser oben unter dem Kranbalken ist, stoppt man die Gien mit dem anker, macht ein paar Törns mit einem kräftigen Ende um den Kranbalken sowie durch den Ankerring, während die Gien überholt und die Sicherungsleine befestigt sind.
Besteht die Sicherungsleine aus einer Kette, was gewöhnlich der Fall ist, und schert man die holende Part durch ein Gatt oder über eine Scheibe im Kranbalken, kann man ein Schloß von der Sorte, wie man sie für Achterholer gebraucht, als vorläufigen Stopper benutzen, bis die Sicherungsleine fest ist. Zeit und Arbeit kann man sparen, wenn man den Anker einfach unter dem Kranbalken beizeist (kattet).
In dem nach innen weisenden Ankerarm hakt man einen Fischhaken ein. Das ist ein großer Haken mit einer 2 bis 3 Faden langen Kette oder einem Draht. Dann setzt man die Gien auf die Kette des Fischhakens und heißt den Anker so hoch, daß er das Schanzkleid berührt. Man wirft die Bucht unten über den Ankerarm, dicht beim Kreuz, und befestigt sie. Die Gien kommt hoch, der Fischhaken wird abgenommen, ein Stropp um den Schaft, dicht beim Kreuz gelegt, und unter die obere Ankerhand geschoben und die Gien in den Stropp gehakt. Sobald die Ankerhand über die Bug-Aufklotzung ragt, wird die Rüstleine geholt und bestigt. Gien und Stropp werden entfernt."
 
 
Jensen, Handbuch der praktischen Seemannschaft